Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord metallizerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gemetallizeerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens metallizeer metallizeert metallizeert metallizeren metallizeren metallizeren
Imperfect metallizeerde metallizeerde metallizeerde metallizeerden metallizeerden metallizeerden
Toekomende tijd I zal metallizeren zult metallizeren zal metallizeren zullen metallizeren zullen metallizeren zullen metallizeren
Conditionalis I zou metallizeren zou metallizeren zou metallizeren zouden metallizeren zouden metallizeren zouden metallizeren
Perfectum heb gemetallizeerd hebt gemetallizeerd heeft gemetallizeerd hebben gemetallizeerd hebben gemetallizeerd hebben gemetallizeerd
Voltooid verleden tijd had gemetallizeerd had gemetallizeerd had gemetallizeerd hadden gemetallizeerd hadden gemetallizeerd hadden gemetallizeerd
Toekomende tijd II zal gemetallizeerd hebben zult gemetallizeerd hebben zal gemetallizeerd hebben zullen gemetallizeerd hebben zullen gemetallizeerd hebben zullen gemetallizeerd hebben
Conditionalis II zou hebben gemetallizeerd zou hebben gemetallizeerd zou hebben gemetallizeerd zouden hebben gemetallizeerd zouden hebben gemetallizeerd zouden hebben gemetallizeerd
Imperatief - metallizeer - - metallizeert -

Verbs similar to metallizeren

Conjugated verbs before and after metallizeren