Total verb forms: 52
Imperatives and participles |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | vergoddelijkend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | vergoddelijkt |
Type | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | vergoddelijk | vergoddelijkt | vergoddelijkt | vergoddelijken | vergoddelijken | vergoddelijken |
Imperfect | vergoddelijkte | vergoddelijkte | vergoddelijkte | vergoddelijkten | vergoddelijkten | vergoddelijkten |
Toekomende tijd I | zal vergoddelijken | zult vergoddelijken | zal vergoddelijken | zullen vergoddelijken | zullen vergoddelijken | zullen vergoddelijken |
Conditionalis I | zou vergoddelijken | zou vergoddelijken | zou vergoddelijken | zouden vergoddelijken | zouden vergoddelijken | zouden vergoddelijken |
Perfectum | heb vergoddelijkt | hebt vergoddelijkt | heeft vergoddelijkt | hebben vergoddelijkt | hebben vergoddelijkt | hebben vergoddelijkt |
Voltooid verleden tijd | had vergoddelijkt | had vergoddelijkt | had vergoddelijkt | hadden vergoddelijkt | hadden vergoddelijkt | hadden vergoddelijkt |
Toekomende tijd II | zal vergoddelijkt hebben | zult vergoddelijkt hebben | zal vergoddelijkt hebben | zullen vergoddelijkt hebben | zullen vergoddelijkt hebben | zullen vergoddelijkt hebben |
Conditionalis II | zou hebben vergoddelijkt | zou hebben vergoddelijkt | zou hebben vergoddelijkt | zouden hebben vergoddelijkt | zouden hebben vergoddelijkt | zouden hebben vergoddelijkt |
Imperatief | - | vergoddelijk | - | - | vergoddelijkt | - |
Verbs similar to vergoddelijken
Conjugated verbs before and after vergoddelijken
More actions for vergoddelijken