NL Dutch conjugation of wegrationaliseren
Total verb forms: 52
Imperatives and participles | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | wegrationaliserend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | weggerationaliseerd |
Type | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | rationaliseer weg | rationaliseert weg | rationaliseert weg | rationaliseren weg | rationaliseren weg | rationaliseren weg |
Imperfect | rationaliseerde weg | rationaliseerde weg | rationaliseerde weg | rationaliseerden weg | rationaliseerden weg | rationaliseerden weg |
Toekomende tijd I | zal wegrationaliseren | zult wegrationaliseren | zal wegrationaliseren | zullen wegrationaliseren | zullen wegrationaliseren | zullen wegrationaliseren |
Conditionalis I | zou wegrationaliseren | zou wegrationaliseren | zou wegrationaliseren | zouden wegrationaliseren | zouden wegrationaliseren | zouden wegrationaliseren |
Perfectum | heb weggerationaliseerd | hebt weggerationaliseerd | heeft weggerationaliseerd | hebben weggerationaliseerd | hebben weggerationaliseerd | hebben weggerationaliseerd |
Voltooid verleden tijd | had weggerationaliseerd | had weggerationaliseerd | had weggerationaliseerd | hadden weggerationaliseerd | hadden weggerationaliseerd | hadden weggerationaliseerd |
Toekomende tijd II | zal weggerationaliseerd hebben | zult weggerationaliseerd hebben | zal weggerationaliseerd hebben | zullen weggerationaliseerd hebben | zullen weggerationaliseerd hebben | zullen weggerationaliseerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben weggerationaliseerd | zou hebben weggerationaliseerd | zou hebben weggerationaliseerd | zouden hebben weggerationaliseerd | zouden hebben weggerationaliseerd | zouden hebben weggerationaliseerd |
Imperatief | - | rationaliseer weg | - | - | rationaliseert weg | - |