Total verb forms: 18
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord aanladend
Tegenwoordig en verleden deelwoord aangeladen
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - laadt aan - - laden aan
Imperfect - - laadde aan - - laadden aan
Toekomende tijd I - - zal aanladen - - zult aanladen
Conditionalis I - - zal aanladen - - zullen aanladen
Perfectum - - is aangeladen - - zijn aangeladen
Voltooid verleden tijd - - was aangeladen - - waren aangeladen
Toekomende tijd II - - zal aangeladen zijn - - zult aangeladen zijn
Conditionalis II - - zal zijn aangeladen - - zullen zijn aangeladen

Verbs similar to aanladen

Conjugated verbs before and after aanladen

« aanladen »