NL Dutch conjugation of achteroverdrukken
Total verb forms: 52
Imperatives and participles | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | achteroverdrukkend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | achterovergedrukt |
Type | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | druk achterover | drukt achterover | drukt achterover | drukken achterover | drukken achterover | drukken achterover |
Imperfect | drukte achterover | drukte achterover | drukte achterover | drukten achterover | drukten achterover | drukten achterover |
Toekomende tijd I | zal achteroverdrukken | zult achteroverdrukken | zal achteroverdrukken | zullen achteroverdrukken | zullen achteroverdrukken | zullen achteroverdrukken |
Conditionalis I | zou achteroverdrukken | zou achteroverdrukken | zou achteroverdrukken | zouden achteroverdrukken | zouden achteroverdrukken | zouden achteroverdrukken |
Perfectum | heb achterovergedrukt | hebt achterovergedrukt | heeft achterovergedrukt | hebben achterovergedrukt | hebben achterovergedrukt | hebben achterovergedrukt |
Voltooid verleden tijd | had achterovergedrukt | had achterovergedrukt | had achterovergedrukt | hadden achterovergedrukt | hadden achterovergedrukt | hadden achterovergedrukt |
Toekomende tijd II | zal achterovergedrukt hebben | zult achterovergedrukt hebben | zal achterovergedrukt hebben | zullen achterovergedrukt hebben | zullen achterovergedrukt hebben | zullen achterovergedrukt hebben |
Conditionalis II | zou hebben achterovergedrukt | zou hebben achterovergedrukt | zou hebben achterovergedrukt | zouden hebben achterovergedrukt | zouden hebben achterovergedrukt | zouden hebben achterovergedrukt |
Imperatief | - | druk achterover | - | - | drukt achterover | - |