Total verb forms: 52
Imperatives and participles |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | affecterend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geaffecteerd |
Type | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | affecteer | affecteert | affecteert | affecteren | affecteren | affecteren |
Imperfect | affecteerde | affecteerde | affecteerde | affecteerden | affecteerden | affecteerden |
Toekomende tijd I | zal affecteren | zult affecteren | zal affecteren | zullen affecteren | zullen affecteren | zullen affecteren |
Conditionalis I | zou affecteren | zou affecteren | zou affecteren | zouden affecteren | zouden affecteren | zouden affecteren |
Perfectum | heb geaffecteerd | hebt geaffecteerd | heeft geaffecteerd | hebben geaffecteerd | hebben geaffecteerd | hebben geaffecteerd |
Voltooid verleden tijd | had geaffecteerd | had geaffecteerd | had geaffecteerd | hadden geaffecteerd | hadden geaffecteerd | hadden geaffecteerd |
Toekomende tijd II | zal geaffecteerd hebben | zult geaffecteerd hebben | zal geaffecteerd hebben | zullen geaffecteerd hebben | zullen geaffecteerd hebben | zullen geaffecteerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben geaffecteerd | zou hebben geaffecteerd | zou hebben geaffecteerd | zouden hebben geaffecteerd | zouden hebben geaffecteerd | zouden hebben geaffecteerd |
Imperatief | - | affecteer | - | - | affecteert | - |
Verbs similar to affecteren
Conjugated verbs before and after affecteren
More actions for affecteren