Woxikon / Verbs / Dutch / B / bedillen

NL Dutch conjugation of bedillen

Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord bedillend
Tegenwoordig en verleden deelwoord bedild
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens bedil bedilt bedilt bedillen bedillen bedillen
Imperfect bedilde bedilde bedilde bedilden bedilden bedilden
Toekomende tijd I zal bedillen zult bedillen zal bedillen zullen bedillen zullen bedillen zullen bedillen
Conditionalis I zou bedillen zou bedillen zou bedillen zouden bedillen zouden bedillen zouden bedillen
Perfectum heb bedild hebt bedild heeft bedild hebben bedild hebben bedild hebben bedild
Voltooid verleden tijd had bedild had bedild had bedild hadden bedild hadden bedild hadden bedild
Toekomende tijd II zal bedild hebben zult bedild hebben zal bedild hebben zullen bedild hebben zullen bedild hebben zullen bedild hebben
Conditionalis II zou hebben bedild zou hebben bedild zou hebben bedild zouden hebben bedild zouden hebben bedild zouden hebben bedild
Imperatief - bedil - - bedilt -

Verbs similar to bedillen

Conjugated verbs before and after bedillen

« bedillen »

More actions for bedillen