Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord consacrerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geconsacreerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens consacreer consacreert consacreert consacreren consacreren consacreren
Imperfect consacreerde consacreerde consacreerde consacreerden consacreerden consacreerden
Toekomende tijd I zal consacreren zult consacreren zal consacreren zullen consacreren zullen consacreren zullen consacreren
Conditionalis I zou consacreren zou consacreren zou consacreren zouden consacreren zouden consacreren zouden consacreren
Perfectum heb geconsacreerd hebt geconsacreerd heeft geconsacreerd hebben geconsacreerd hebben geconsacreerd hebben geconsacreerd
Voltooid verleden tijd had geconsacreerd had geconsacreerd had geconsacreerd hadden geconsacreerd hadden geconsacreerd hadden geconsacreerd
Toekomende tijd II zal geconsacreerd hebben zult geconsacreerd hebben zal geconsacreerd hebben zullen geconsacreerd hebben zullen geconsacreerd hebben zullen geconsacreerd hebben
Conditionalis II zou hebben geconsacreerd zou hebben geconsacreerd zou hebben geconsacreerd zouden hebben geconsacreerd zouden hebben geconsacreerd zouden hebben geconsacreerd
Imperatief - consacreer - - consacreert -

Verbs similar to consacreren

Conjugated verbs before and after consacreren

« consacreren »