Total verb forms: 18
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord disfunctionerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gedisfunctioneerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - disfunctioneert - - disfunctioneren
Imperfect - - disfunctioneerde - - disfunctioneerden
Toekomende tijd I - - zal disfunctioneren - - zult disfunctioneren
Conditionalis I - - zal disfunctioneren - - zullen disfunctioneren
Perfectum - - heeft gedisfunctioneerd - - hebben gedisfunctioneerd
Voltooid verleden tijd - - had gedisfunctioneerd - - hadden gedisfunctioneerd
Toekomende tijd II - - zal gedisfunctioneerd hebben - - zult gedisfunctioneerd hebben
Conditionalis II - - zal hebben gedisfunctioneerd - - zullen hebben gedisfunctioneerd

Verbs similar to disfunctioneren

Conjugated verbs before and after disfunctioneren

« disfunctioneren »