Total verb forms: 52
Imperatives and participles |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | elektriserend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geëlektriseerd |
Type | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | elektriseer | elektriseert | elektriseert | elektriseren | elektriseren | elektriseren |
Imperfect | elektriseerde | elektriseerde | elektriseerde | elektriseerden | elektriseerden | elektriseerden |
Toekomende tijd I | zal elektriseren | zult elektriseren | zal elektriseren | zullen elektriseren | zullen elektriseren | zullen elektriseren |
Conditionalis I | zou elektriseren | zou elektriseren | zou elektriseren | zouden elektriseren | zouden elektriseren | zouden elektriseren |
Perfectum | heb geëlektriseerd | hebt geëlektriseerd | heeft geëlektriseerd | hebben geëlektriseerd | hebben geëlektriseerd | hebben geëlektriseerd |
Voltooid verleden tijd | had geëlektriseerd | had geëlektriseerd | had geëlektriseerd | hadden geëlektriseerd | hadden geëlektriseerd | hadden geëlektriseerd |
Toekomende tijd II | zal geëlektriseerd hebben | zult geëlektriseerd hebben | zal geëlektriseerd hebben | zullen geëlektriseerd hebben | zullen geëlektriseerd hebben | zullen geëlektriseerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben geëlektriseerd | zou hebben geëlektriseerd | zou hebben geëlektriseerd | zouden hebben geëlektriseerd | zouden hebben geëlektriseerd | zouden hebben geëlektriseerd |
Imperatief | - | elektriseer | - | - | elektriseert | - |
Verbs similar to elektriseren
Conjugated verbs before and after elektriseren
More actions for elektriseren