Total verb forms: 10
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord onwerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geönweerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - onweert - - -
Imperfect - - onweerde - - -
Toekomende tijd I - - zal onweren - - -
Conditionalis I - - zult onweren - - -
Perfectum - - heeft geönweerd - - -
Voltooid verleden tijd - - had geönweerd - - -
Toekomende tijd II - - zal geönweerd hebben - - -
Conditionalis II - - zult hebben geönweerd - - -

Verbs similar to onweren

Conjugated verbs before and after onweren

« onweren »