Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord sekularizerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gesekularizeerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens sekularizeer sekularizeert sekularizeert sekularizeren sekularizeren sekularizeren
Imperfect sekularizeerde sekularizeerde sekularizeerde sekularizeerden sekularizeerden sekularizeerden
Toekomende tijd I zal sekularizeren zult sekularizeren zal sekularizeren zullen sekularizeren zullen sekularizeren zullen sekularizeren
Conditionalis I zou sekularizeren zou sekularizeren zou sekularizeren zouden sekularizeren zouden sekularizeren zouden sekularizeren
Perfectum heb gesekularizeerd hebt gesekularizeerd heeft gesekularizeerd hebben gesekularizeerd hebben gesekularizeerd hebben gesekularizeerd
Voltooid verleden tijd had gesekularizeerd had gesekularizeerd had gesekularizeerd hadden gesekularizeerd hadden gesekularizeerd hadden gesekularizeerd
Toekomende tijd II zal gesekularizeerd hebben zult gesekularizeerd hebben zal gesekularizeerd hebben zullen gesekularizeerd hebben zullen gesekularizeerd hebben zullen gesekularizeerd hebben
Conditionalis II zou hebben gesekularizeerd zou hebben gesekularizeerd zou hebben gesekularizeerd zouden hebben gesekularizeerd zouden hebben gesekularizeerd zouden hebben gesekularizeerd
Imperatief - sekularizeer - - sekularizeert -

Verbs similar to sekularizeren

Conjugated verbs before and after sekularizeren

« sekularizeren »