Woxikon / Verbs / Dutch / U / uitvechten

NL Dutch conjugation of uitvechten

Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord uitvechtend
Tegenwoordig en verleden deelwoord uitgevochten
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens vecht uit vecht uit vecht uit vechten uit vechten uit vechten uit
Imperfect vocht uit vocht uit vocht uit vochten uit vochten uit vochten uit
Toekomende tijd I zal uitvechten zult uitvechten zal uitvechten zullen uitvechten zullen uitvechten zullen uitvechten
Conditionalis I zou uitvechten zou uitvechten zou uitvechten zouden uitvechten zouden uitvechten zouden uitvechten
Perfectum heb uitgevochten hebt uitgevochten heeft uitgevochten hebben uitgevochten hebben uitgevochten hebben uitgevochten
Voltooid verleden tijd had uitgevochten had uitgevochten had uitgevochten hadden uitgevochten hadden uitgevochten hadden uitgevochten
Toekomende tijd II zal uitgevochten hebben zult uitgevochten hebben zal uitgevochten hebben zullen uitgevochten hebben zullen uitgevochten hebben zullen uitgevochten hebben
Conditionalis II zou hebben uitgevochten zou hebben uitgevochten zou hebben uitgevochten zouden hebben uitgevochten zouden hebben uitgevochten zouden hebben uitgevochten
Imperatief - vecht uit - - vecht uit -

Verbs similar to uitvechten

Conjugated verbs before and after uitvechten

« uitvechten »

More actions for uitvechten