Total verb forms: 18
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord verkleurend
Tegenwoordig en verleden deelwoord verkleurd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - verkleurt - - verkleuren
Imperfect - - verkleurde - - verkleurden
Toekomende tijd I - - zal verkleuren - - zult verkleuren
Conditionalis I - - zal verkleuren - - zullen verkleuren
Perfectum - - heeft verkleurd - - hebben verkleurd
Voltooid verleden tijd - - had verkleurd - - hadden verkleurd
Toekomende tijd II - - zal verkleurd hebben - - zult verkleurd hebben
Conditionalis II - - zal hebben verkleurd - - zullen hebben verkleurd

Verbs similar to verkleuren

Conjugated verbs before and after verkleuren

« verkleuren »